dV-42 - Stichting Familiehistorie Westera Wilkens

Verveners & Turfdragers
Title
Ga naar de inhoud

Provinciaal Gerechtshof in Groningen

In januari 1856 moesten Jan Johannes Mihl en Enne Freerks de Graaf voor het Provinciaal Gerechtshof in Groningen verschijnen. Ze werden ervan verdacht in de nacht van 26 op 27 november 1855 een schaap te hebben ontvreemd uit een stuk weiland in Rasquert. Het was een wit melkschaap met een zwarte kop, dat toebehoorde aan H.W. Wierda uit Winsum. Jan en Enne hebben het schaap op het land geslacht, 'het vet en vleesch' hebben ze meegenomen, en het vel hebben ze in de sloot geworpen.

Op 6 maart 1856 kregen Jan Johannes Mihl en Enne Freerks de Graaf hun straf te horen, en een paar dagen later moest Jan Johannes Mihl opnieuw voor het Provinciaal Gerechtshof verschijnen. Deze keer werd hij ervan verdacht samen met Menne Luitjen Buikema een schaap te hebben ontvreemd.
In de nacht van 27 op 28 december 1854, dus een jaar vóór het ontvreemden van het schaap in Winsum, heeft Jan Johannes Mihl een schaap geslacht van Sirp Elema Mulder, een pelmolenaar uit Rasquert. Jan en Menne hebben 'het vleesch, het vet en de kop' meegenomen, het vel en de ingewanden hebben ze op het land achtergelaten.

Jan Johannes Mihl heeft de krant gehaald met beide veroordelingen voor het Provinciaal Geregtshof. Het linker bericht nog met de volledige naam, bij de veroordeling samen met Menne Luitjen Buikema werden alleen de initialen (J.J.M. en M.L.B.) vermeld.

Door de twee maal twee jaar gevangenisstraf die Jan Johannes Mihl opgelegd kreeg, was hij gedurende vier jaar niet in staat om geld te verdienen, en verder moesten ook de kosten van de procedure nog betaald worden. Die kosten bedroegen ook nog eens 27 gulden, terwijl hij als dagloner ongeveer 60 cent tot een gulden verdiende per dag. Als er werk was.

Gelukkig hadden de Raadsheren van het Provinciaal Gerechtshof er rekening mee gehouden dat deze familie het niet gemakkelijk had. In het Arrest van 6 maart 1856 is dan ook te lezen:
In aanmerking nemende dat de bijzondere en benarde omstandigheden waarin de beide beschuldigden door ziekte en gebrek verkeerden, als verzachtende omstandigheden zijn aantemerken […].

Hoe het er aan toe ging bij het Provinciaal Gerechtshof in Groningen halverwege de negentiende eeuw, is te lezen in het Proces-Verbaal der Openlijke teregtzitting voor criminele zaken.


Naar het begin van


Meer over zijn tijd in de gevangenis in


- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

No. 21 der rol van Strafzaken
Provinciaal Geregtshof van Groningen

Proces-Verbaal der Openlijke teregtzitting voor criminele zaken
Op Donderdag, den 6 Maart 1856.

Op heden den Zesden Maart des jaars 1800 zesenvijftig vóórmiddag te tien ure, hebben de Heeren Mrs Bernard Wichers - preſident, Menno Schaaff Gratama, Gustaaf Willem Hendrik Baron van Imhoff en Gerardus Diephuis Raadsheren in het Provinciaal Geregtshof van Groningen, in tegenwoordigheid van den Procureur-Generaal, Mr Rudolph Helperich Eysſonius Wichers zitting genomen, benevens den Griffier, Mr Evert Thomas de Jongh ter openbare teregtstelling van Enne Freerks de Graaf en Jan Johannes Mihl, blijkens aan hen, op den elfden February 1800 Zesenvijftig beteekende, akte, beschuldigd van diefstal van vee in de weide en zulks ten aanzien van den eerste na reeds te voren tot eene gevangenisſtraf van langer dan één jaar veroordeeld te zijn geweest. De beschuldigden worden op last van den president, binnengebragt, vergezeld van bewaarders om hunne ontkoming te beletten, en bijgestaan door hunnen raadsman Mr J. Leuringh, advocaat bij dezen Hove. De president beveelt dat de getuigen zullen worden binnengelaten, - doet, vervolgens, door den Deurwaarder, de opening der audientie uitroepen, en de regtzaal voor het publiek toegankelijk stellen.

Hij vraagt de beschuldigden naar hunne namen, vóórnamen, ouderdom, geboorteplaats, woonplaats en beroep, die daarop antwoorden genaamd te zijn
de eerste: Enne Freerks de Graaf, oud eenenveertig jaren, geboren te Schouwerzijl
en
de tweede: Jan Johannes Mihl, oud dertig jaren, geboren te Rasquert, - beide van beroep arbeiders, wonende te Andel, gemeente Baflo.

De President vermaant de beschuldigden om aandachtig te letten op hetgeen zij zullen hooren, en doet daarop, door den Griffier, vóórlezen, het gewijsde, van den Hove, waarbij de onderwerpelijke teregtstelling is bevolen, - benevens de akte van beschuldiging, en het verbaal Sub no. 3 bij den procesſe voorhanden. De Procureur-Generaal legt, vervolgens, ter tafel over eene lijst der getuigen, welke in deze zaak zullen moeten worden gehoord, - en welker namen, beroep en woonplaatsen, ten minste driemaal vierentwintig uren vóór deze teregtzitting, aan de beschuldigden zijn beteekend als naar de Wet.
De lijst der getuigen wordt door den griffier voorgelezen, en bevonden dat de daarop vermelde getuigen tegenwoordig zijn.

De president beveelt dat de getuigen, met uitzondering van den eersten zich naar de voor hen bestemde kamers zullen begeven, om aldaar te verblijven tot hunne oproeping ter teregtzitting of ter nadere aanzegging.
Hij doet daarop den eersten getuige voor zich komen en neemt hem den Eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen; waarop, door den getuige, onder het opsteken der beide voorste vingeren van de regterhand, wordt gezegd; “Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!”
Hij vraagt den getuige naar zijnen naam, vóórnamen, ouderdom, beroep en woon- of verblijfplaats, en doet hem voorts de verdere vragen bij art. 183, alin. 3, van het Wetboek van Strafvordering bevolen, - waarop de getuige antwoordt en voorts zijne verklaringen mondelijk aflegt.
Hij vraagt aan den beschuldigden of zij tegen hetgeen door den getuige verklaard of ten hunnen last is ingebragt, iets hebben aan te merken.
Vervolgens zijn één voor één, binnengelaten de verdere getuigen, die elk afzonderlijk, de één na den anderen, buiten bijwezen van degenen die na hen zijn gehoord, na den Eed, bij de Wet voorgeschreven, te hebben afgelegd, hunne verklaringen mondelijk hebben gedaan, en omtrent welken, in alle opzigten, dezelfde formaliteiten zijn in acht genomen als met den eersten getuige.
De beschuldigden zijn daarop door den President over het aan hen te laste gelegde feit ondervraagd.
De Procureur-Generaal voert vervolgens het woord, doet vóórlezing van zijn requisitoir tot schuldig verklaring van de beschuldigden aan het hun te laste gelegde feit – alsmede tot toepassing der strafwet, en legt daarop dat requisitoir ter tafel over.
De raadsman van de beschuldigden heeft daarop het woord bekomen, en het laatst gesproken. De President verklaart dat het onderzoek is gesloten, en dat het Hof, in raadkamer vergaderd, zal overgaan tot de beraadslaging.
De beraadslagingen, op de wijze, voorgeschreven bij art. 206 van het Wetboek van Strafvordering, hebbende plaats gehad, is door den President, in tegenwoordigheid van al de Raadsheren, welke over de zaak hebben gezeten, en van den Procureur-Generaal, alsmede van de beschuldigden en hunnen Raadsman met openen deuren, ter openlijke teregtzitting, na voorlezing van de in dezen toegepaste artikelen der Wet, uitgesproken het arrest van den Hove, waarbij de voornoemde beschuldigden zijn verklaard schuldig aan den hun bij reſumé der akte van beschuldiging te laste gelegden diefstal van vee in de weide, en zulks, ten aanzien van den eersten, na reeds te vooren tot gevangenisſtraf voor langer dan één jaar veroordeeld te zijn geweest, en de schuldigverklaarden zijn veroordeeld tot correctionele gevangenzetting Enne Jans de Graaf voor den tijd van drie en Jan Johannes Mihl voor den tijd van twee achtereenvolgende jaren, en zulks, met aanneming van verzachtende omstandigheden; mitsgaders solidair in de kosten dezer procedure.
Na deze uitspraak heeft de President de veroordeelden te kennen gegeven, dat de Wet aan hen vergunt den tijd van drie vrije dagen, om, wanneer zij vermeenen mogten daartoe termen te zijn, zich tegen hetzelve arrest te voorzien in cassatie. Waarna de zitting is geſloten.
Van al hetwelk, in voldoening aan het bepaalde bij art. 217 van het Wetboek van Strafvordering, dit proces-verbaal is opgemaakt, hetwelk de President en Griffier, ten blijke van echtheid hebben onderteekend.
B. Wichers. E.T. de Jongh, Griffier.

© 2003-2024   Stichting Familiehistorie Westera Wilkens
Terug naar de inhoud